Thuis, waar ligt dat?

Gepubliceerd op 26 december 2017 om 13:43

Hoi. Ik ben Mohammed. Ik ben al een grote jongen. Ik ben vier jaar, maar ik kan nog veel verder tellen. Wel tot tién, want ik heb tien vingers, net als jij. Ik woon in het AZC. Dat lijkt op een hotel, zo groot is het gebouw. Ik woon daar samen met papa, mama en mijn zus. We hebben allemaal een eigen bed. Mijn bed heeft een hele grote deken. Soms word ik wakker midden in de nacht, dan ga ik er hélemaal onder liggen. De deken beschermt mij tegen het gevaar.

 

Een jongetje uit mijn stageklas moet terug naar het AZC in Italië waar ze al zo'n drie jaar gezeten hebben. Op hygiënisch gebied is het daar niet op orde. Daarnaast was er veel agressie waardoor het geen veilige omgeving was. Het gezin van dit jongetje krijgt geen vergunning en moet dus terug. Terug naar het land van herkomst. In dit geval is dat een streek net buiten Syrië, waar het jongetje en zijn 7 jarige zus nog nooit zijn geweest. Nu hebben ze de keuze gekregen; Of terug naar het land van herkomst, of terug naar het AZC in Italië. Het gezin is er kapot van. 

Het grijpt mij erg aan. Het is heftig om het van zo dichtbij te zien. Ik kan niet doen alsof ik begrijp wat deze mensen doormaken, maar ik weet wel hoeveel verdriet ze ervan hebben. Ik weet dat de moeder van ht jongetje al nachten geen slaap meer krijgt omdat ze met zwarte wallen onder haar ogen de kinderen naar school brengt. Ik weet dat ze zich zorgen maakt omdat ze smiddags huilend de kinderen weer komt ophalen.

Om mij heen heeft iedereen een mening over de asielzoekers, maar niemand weet werkelijk waar hij/zij over praat. Je moet het zien. Ik heb geprobeert de situatie te bekijken vanuit de ogen van het jongetje.

 

Thuis, waar ligt dat?

Hoi. Ik ben Mohammed. Ik ben al een grote jongen. Ik ben vier jaar, maar ik kan nog veel verder tellen. Wel tot tién, want ik heb tien vingers, net als jij. Ik woon in het AZC. Dat lijkt op een hotel, zo groot is het gebouw. Ik woon daar samen met papa, mama en mijn zus. We hebben allemaal een eigen bed. Mijn bed heeft een hele grote deken. Soms word ik wakker midden in de nacht, dan ga ik er hélemaal onder liggen. De deken beschermt mij tegen het gevaar.

In de ochtend krijgen we brood van het hotel en als we geluk hebben ook avondeten. Ik vind het niet altijd lekker maar van papa moet ik alles opeten. Dan word ik net zo groot en sterk als hem. Dat wil ik graag. Als ik naar school ga geeft mama mij altijd wat lekkers mee. 

 

Vandaag had ik mijn nieuwe jas aan. Juf vond hem héél mooi. Ik wilde hem de hele dag aanhouden, maar Juf zei dat dat niet hoort. Een jas is niet voor binnen. Daarom heb ik hem maar aan de kapstok gehangen. Juf heeft altijd gelijk. 

Vandaag ging mama met Juf praten. Toen ik aan haar jas trok duwde ze me weg. Dus heb ik zelf mijn schoenen dicht gemaakt. Echt waar, ik kan dat al. Ik haalde mijn mooie nieuwe jas van de kapstok en bekeek hem nog eens goed. Hij is zwart met witte strepen. Mama wilde óók mijn rits niet dicht doen. Nu moet ik hem open houden, ik ben nog niet groot genoeg om hem zelf dicht te maken.

 

Ineens moest mama huilen. Juf ook. Ik aaide mama's been maar ik denk dat ze het niet voelde. Juf tilde mij op en gaf me een dikke knuffel. Ik vind Juf ook lief. Daarna heb ik rondjes gerend op de gang. Ik houd niet van praten met Juf. Ik snap niet wat ze zegt. Waarom vertelt mama niet aan mij waarom ze huilt? Ik kan hele gekke bekken trekken, daar word ze vast weer vrolijk van. 

Als we naar huis wandelen zegt mama niks. Ze vraagt niet hoe mijn dag was, wat ze anders wel doet. En wanneer ik in het AZC op mijn bed zit, hoor ik mama praten. "We moeten misschien terug naar ons thuisland" zegt ze. "Thuis? Waar ligt dat?" Mama staat met haar rug naar me toe, ze is aan het bellen. Ik verstop me onder mijn grote deken.

We moeten terug. Waarheen? Mogen we niet in het AZC blijven? Betekent terug dat we naar ons vorige huis moeten? Dat wil ik niet! Weetje waarom? Als we terug gaan moeten we weer op de boot. Ik vind varen niet erg. Ik houd van het water. Als ik op school naar het toilet ga doe ik altijd papiertjes in de wasbak en dan gaat het overstromen. Als Juf het ziet word ze boos. Ze is vast bang voor water. Ik niet, ik ben een grote jongen, maar stiekem toch een beetje bang voor de boot. 

De vorige keer was het hélemaal niet leuk. Papa was de hele tijd boos en mama en mijn zus waren aan het huilen. Ik had honger. De andere kindjes sloegen elkaar, ik verstopte mijn hoofd achter mijn handen. Ik houd van verstoppertje. 

 

Mama is klaar met bellen. "Waar ligt thuis?" Ik kijk mama aan met mijn grote bruine ogen. Opnieuw begint ze te huilen. Waarom? "Wij hebben geen thuis" antwoord ze. Wat betekent dat nou weer? Ik wil ook een thuis! "We moeten misschien terug naar Italië". Nu ga ik ook huilen. Mama tilt me op schoot en ik verstop mijn hoofd in haar kleding. 

Italië is niet ons thuis. Waarom moeten we terug daarheen? Daar was het stom! Mijn bed was gemaakt van steen, er liepen allemaal beestjes en ons eten had vieze witte vlekjes. Hier in het AZC worden we groot van het eten, daar werden we ziek van het eten. Dat is toch helemaal niet handig? 

Als we echt terug moeten neem ik mijn nieuwe jas mee. Het is daar koud, dus dan mag ik mijn jas wél altijd aan. Dan heeft Juf geen gelijk meer. Mama staat op en ik blijf alleen achter. Opnieuw ga ik onder mijn grote deken zitten. Juf is heel aardig. Ze leert ons dat we niet mogen slaan, want slaan doet pijn. We moeten samen op de fiets, want als je zegt dat een ander kindje niet achterop mag, dan word dat kindje verdrietig. 

Op school mag ik vaak in de bouwhoek spelen. Mijn vriendjes en vriendinnetjes bouwen net als mij graag grote pistolen. Elke keer als Juf het ziet word ze boos. Ze zegt dat schieten niet goed is. Elkaar pijn doen is óók niet goed. Ik vind het wel een beetje gek. In Italië hadden de kindjes wél messen. Net als de papa's en mama's. Soms als iemand boos was moest je je verstoppen, anders ging die je pijn doen. 

 

Maar ik luister naar Juf, want Juf heeft altijd gelijk. Ik hoor de deur opengaan en spiek door het gaatje in mijn deken. Het is papa. Hij geeft mama een kus. Getsie. Ze hebben het over Italië. "We hoeven in ieder geval nog niet terug naar ons thuisland" zegt papa. "Thuis? Waar ligt dat?" Ik kom tevoorschijn en papa neemt me in zijn armen. 

"Thuis is hier, kleine jongen". Klein? Ik ben al héél groot hoor. "Maar mama zei dat we geen thuis hebben, hoe kan dat nou weer?" Papa lacht. "Mama en ik zijn geboren in Syrië, dat ligt heel ver van hier. Syrië is ons thuisland". Ik knik. Ik snap het. Ik word al een echte grote jongen! Toen papa en mama babytjes waren woonden ze in Syrië. Dat is dus ons thuis. Zo moeilijk is dat niet. 

"Thuis is in Syrië, daar moeten we heen!" gil ik enthousiast. Ik heb het probleem opgelost! Ik ben slimmer dan papa, eindelijk! Papa schud zijn hoofd. "In Syrië is het gevaar, daar kunnen we niet heen". Teneergeslagen kijk ik naar mijn sokken. Mickey mouse staat erop, maar er zit een gaatje in, precies bij zijn oor. Het is niet erg, zo kan hij alleen maar beter horen. We moeten niet naar het gevaar, dat weet ik. Het gevaar is niet goed. Daarom zijn we ook in het AZC. In het AZC is geen gevaar. 

"Je zult het pas begrijpen als je nét zo groot bent als papa" zegt mama. Ik kijk papa aan. Ben ik al bijna net zo groot? Ik heb hetzelfde haar. En we hebben allebei een blauwe shirt aan. "Kom Mohammed". Papa steekt zijn hand uit en ik pak hem beet. Samen lopen we naar de eetzaal. Papa is tóch wel een stukje groter dan ik ben. Hij pakt een bord voor me en schept er stampot op. "Genoeg?" Ik schud wild mijn hoofd. "Doe maar een beetje meer". 

Van het eten hier word je groot en sterk. Dus als ik veel eet, moet ik nog eventjes wachten voordat ik alles begrijp. Voordat ik net zoveel weet als papa en voordat ik weet waar thuis ligt. Tot die tijd, is het AZC mijn thuis, veilig onder de grote deken.

 

(Het jongetje van de foto is Mohammed, een van de kinderen uit mijn stageklas).

Reactie plaatsen

Reacties

Er zijn geen reacties geplaatst.

Maak jouw eigen website met JouwWeb